Met name de jongste groep werknemers, tussen de 25 t/m 34 jaar, is in vergelijking met ‘oudere’ werkenden (55 t/m 64 jaar) minder enthousiast om naar kantoor te gaan. Ongeveer een vijfde (21%) van de ‘jongeren’ is het er (helemaal) mee oneens versus een tiende van de ‘ouderen’. De jongste groep moet relatief verder reizen, wat van invloed kan zijn op het enthousiasme om naar kantoor te gaan.
Van de werkende Nederlanders verwacht driekwart (74%) in september naar kantoor te gaan. Dit is vergelijkbaar met het aantal dat in juli (78%) naar kantoor ging. Wel is er een significante stijging ten opzichte van het gemiddelde aantal dagen dat men naar kantoor verwacht te gaan: 3 dagen in juli versus 3,5 dag in september. Werknemers die het minst hoeven te reizen – minder dan 10 kilometer – verwachten vaker een of meerdere dagen naar kantoor te gaan degenen die meer dan 30 kilometer moeten reizen (79% versus 67%).
Vóór de uitbraak van het coronavirus ging 60% van de werkende Nederlanders met de auto en bijna een derde (31%) met de fiets naar werk. Maar in september verwacht ruim twee derde (67%) met de auto te forenzen, terwijl het aandeel van fietsers gelijk blijft (30%). Een zevende van de werknemers nam voor corona de trein (13%) en/of de metro, tram, bus (13%) om naar werk te gaan, in september zal dit bijna halveren, respectievelijk 8% en 7%.
Joost Bijlsma, oprichter en CEO van zakelijk mobiliteitsplatform Toogethr: “De situatie verschilt per werknemer, hoe vaak en met welk vervoersmiddel ze naar kantoor willen komen. Dat is niet alleen afhankelijk van de afstand tot kantoor, maar hangt ook samen met de leeftijd en of ze wel of niet rekening willen houden met coronamaatregelen. Dit vergt een intensieve planning van de HR-afdeling en facilitair management. Die zullen dus meer data moeten verzamelen, zoals hoe, hoe vaak, wanneer en waarom werknemers naar kantoor komen, om de exacte bezettingsgraad te weten.”