Een serie achtergrondverhalen over de klassiekers uit de kantoorbranche. Producten die we dagelijks gebruiken of gebruikten maar waarvan we het verhaal niet kennen, soms deels of zijn vergeten. Onze columnist en BOP jurylid Jos van Dalfsen gaat op zoek naar het verhaal, maar probeert ook verrassende zaken boven water te krijgen waarvan je denkt ‘hoe zo?’ of ‘nooit geweten’. Na het verhaal achter de Paperclip, de Post-it, de Schrijfmachine, het Potlood, Papier, de Ordner, de Schaar is nu de hoofdrol voor de Vulpen.
De ganzenveer
Feitelijk zijn de oudste penachtige voorwerpen stokoud. Mesopotamiërs krasten het spijkerschrift namelijk al in hun kleitabletten met een zogeheten stylus, een van riet gemaakt staafje. Een idee dat tegenwoordig overigens weer helemaal terug is, nu mensen opnieuw een tablet beschrijven met een stylus.
Het idee van een pen die kan schrijven doordat hij in inkt wordt gedoopt, ontstond ergens rond 700. Het schrijfgerei betrof bij voorkeur een ganzenveer, al werden er ook veren van andere vogels gebruikt. De basis van een veer, de buis waar de haartjes aan zitten, heet een pen. Nu was men erachter gekomen dat deze pennen zich helemaal vol zogen als je ze in de inkt doopte. Met het scherp gemaakte uiteinde kon je er dan mee schrijven. Optimaal werkte dat echter niet. Niettemin werden ganzenveren nog tot ver in de 19de eeuw gebruikt om mee te schrijven.
De komst van metalen pennen
Wanneer er voor het eerst metalen pennen werden gemaakt, is niet duidelijk. De Kalief van Maghreb lijkt al in de 10de eeuw een soort van vulpen te hebben besteld, al is het niet bekend hoe deze er uitzag. In ieder geval beschrijft Nicolas Bion, instrumentmaker van de Franse Koning, een vulpen in een verhandeling uit 1709.
In ieder geval ontstonden er twee soorten metalen pen: de Kroontjespen en de Vulpen
Voor 1822 werden de pennen, ongeacht het type, met de hand gemaakt en was het metaal dat voor de penpunt werd gebruikt niet zelden van goud. Daarom waren ze duur en waarschijnlijk vrij zeldzaam. Dat was voor het grootste deel van de mensheid overigens geen werkelijk probleem, want die konden toch niet lezen of schrijven. Hoewel er vermoedelijk een wisselwerking bestond tussen duur schrijfgerei enerzijds en analfabetisme anderzijds.
Massaproductie kroontjespennen vanaf 1822
In 1822 vond er in het Engelse Birmingham een belangrijke omslag plaats in de geschiedenis van de pen. Daar ging John Mitchell namelijk over tot het machinaal produceren van metalen pennen in de vorm van kroontjespennen. Hij dacht een gat in de markt te zien voor goedkope pennen en dat had hij goed gezien. Binnen enkele tientallen jaren wemelde het in Birmingham van de fabrieken die wereldwijd kroontjespennen verkochten. In 1842 kwam er ook een fabriek in Duitsland. Bovendien besloten Britse fabrikanten van schrijfgerei de moordende concurrentie in eigen land te ontvluchten en (met succes) hun geluk te beproeven in de Verenigde Staten. Het positieve gevolg van de massaproductie van kroontjespennen was dat schrijfgerei nu beschikbaar en betaalbaar was voor iedereen. Dat heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de grote afname van analfabetisme in de loop van de 19de eeuw.
Arthur Akkerman van P.W. Akkerman in Nederlands Dagblad: ‘Zelfs de vertegenwoordiger van Montblanc komt hier tegenwoordig bestellingen opnemen met een laptop, in plaats van met een vulpen van zijn werkgever.’
Capillariteit
Een metalen pen schrijft dankzij de zogeheten capillaire werking. Dat is een natuurkundig verschijnsel dat ervoor zorgt dat vloeistof, zolang het maar door een afdoende smal buisje stroomt, zichzelf verplaatst. Dit zonder hulp en soms zelfs in weerwil van externe krachten zoals de zwaartekracht.
Dit verschijnsel ontstaat door een interactie op moleculair niveau tussen de vloeistof en vaste oppervlakten. Als een buisje of kanaaltje maar dun genoeg is, zal de combinatie van oppervlaktespanning en adhesie (aantrekkende krachten) tussen de vloeistof en de vloeistofhouder ervoor zorgen dat de vloeistof wordt opgetild. Hoe fijner het buisje, hoe hoger de vloeistof stijgt.
Door van dit principe gebruik te maken kan er een kleine hoeveelheid inkt in de pen blijven zitten om mee te schrijven. Deze vloeit dan geleidelijk langs de metalen punt weg. De pennen bezitten daartoe dus een smal kanaaltje. Zonder dit kanaaltje zou er geen inkt in de pen blijven zitten, maar zou die zo van de penpunt afdruppelen.
Eerste patenten op de vulpen
Het basisprincipe van een pen met eigen inktreservoir was daarmee al voor de 19de eeuw bekend. In 1827 werd er voor het eerst een octrooi verleend op een vulpen door de Franse overheid die een patent uitgaf op een vulpen ontworpen door de Roemeense Petrarche Poenaru (1799-1875). Hij had het zo druk met het maken van notities dat hij dringend behoefte kreeg aan beter en sneller schrijfgerei. Er zat toen niets anders voor hem op dan dat zelf te maken. Vernieuwend aan zijn ontwerp van de vulpen was het feit dat de pen werkte met vervangbare inktpatronen.
Op weg naar de lekvrije vulpen
Bijna de hele 19de eeuw lang zijn er uitvinders geweest die claimden de lekvrije vulpen te hebben bedacht. Het mocht niet baten, want bestaande vulpennen bleven de naam houden onbetrouwbaar te zijn en toch te lekken. En dus ging de zoektocht naarstig verder.
Het bleek echter dat er eerst drie andere uitvindingen nodig waren, voordat de weg naar een echt betere pen vrij kwam te liggen. Al deze verbeteringen hadden tegen 1850 plaatsgevonden en dus nam het aantal octrooien dat werd uitgegeven op vulpennen die gebruik maakten van deze vindingen hierna fors toe.
De bijna lekvrije vulpen van Waterman
En toch was er nog steeds geen pen die de mensheid echt tot tevredenheid stemde. Volgens de overlevering merkte de New Yorkse verzekeringsmakelaar Lewis Edson Waterman (1837-1901) dat aan den lijve toen hij een klant een belangrijk contract wilde laten ondertekenen. De door hem gekochte vulpen besmeurde het hele contract en Waterman raakte zijn klant kwijt aan de concurrent. Daarop ging hij zelf aan de slag om een beter exemplaar te maken, want zo’n gênante situatie wilde hij niet opnieuw meemaken. Een jaar later, in 1884, kreeg hij een patent op een verbeterde versie van de vulpen. Zijn belangrijkste vernieuwing was het aanbrengen van kleine luchtgaatjes in de penpunt. Hierdoor kwam er meer zuurstof bij de inkt, wat in belangrijke mate ten goede kwam aan de capillaire werking. Ook zorgde hij ervoor dat het inktreservoir lekvrij bleef. Het leverde Waterman de eer op te worden gezien als de uitvinder van de moderne vulpen. In 1899 vestigde Waterman een fabriek in Montreal. Na zijn dood in 1901 nam zijn neef, Frank D. Waterman, de zaak over en bleek in staat de verkoop van pennen te verhogen tot 350.000 per jaar. Waterman is nog altijd de op een na grootste vulpennenfabrikant ter wereld. Inmiddels maakt het onderdeel uit van Newell, dat nog steeds in Frankrijk Waterman pennen produceert.
De verbeterde versies van Parker
En toch was ook de Waterman nog niet perfect. In 1889 kreeg George Safford Parker (1863-1937) namelijk ook nog een patent voor een aantal verbeteringen aan de vulpen. Hij was een telegrafist die niet rond kwam van zijn salaris en daarom als bijbaan pennen ging verkopen en repareren. Daarbij kwam hij nog zoveel problemen tegen, vooral wat betreft lekkende pennen, dat hij besloot een eigen model te bouwen. In 1888, nog voordat hij het patent had, richtte hij zijn bedrijf Parker Pen Company op.
In 1898 bracht de firma de Parker Jointless (Voegloos) op de markt. Deze dankte zijn naam aan een uit één stuk bestaande inktvaatje. Dat was eveneens een belangrijke nieuwigheid die lekken tegenging, al werd hierdoor het vullen van de pen wel een knoeiboel. Natuurlijk had de pen ook het Lucky Curve systeem. Deze pen werd Parkers eerste grote commerciële succes, ook buiten de VS. Rond 1908 was Parker Pen Company wereldleider op het gebied van pennen. De Lucky Curve pen bleef tot 1928 in de verkoop. Niet lang nadat de balpen zijn intrede had gedaan, viel het doek.
Parker – als merk en logo
Parker’s meest bekende beeldmerk en herkenningspunt is de clip. De pijlvorm, ontwikkeld door de kunstenaar Joseph Platt in 1933, is sindsdien wereldwijd synoniem voor de kwaliteit en herkenbaarheid van het merk. In de jaren 70 introduceerde Parker de rollerball als een combinatie van vulpen en ballpoint die een doorslaand succes kan worden genoemd. De rollerball voegde een totaal nieuwe beleving van schrijven toe aan wat de consument tot dan toe gewend was en opende voor Parker op deze manier nieuwe markten.
In 1988 bij het 100-jarig bestaan van Parker kwam er als verrassing een hernieuwde uitgave van het grote succes van de jaren 20 op de markt. De duofold. Gemaakt van nieuwe materialen en in 2 uitvoeringen maar met de kwaliteit die men van Parker mag verwachten. Een nieuw vlaggenschip voor Parker was geboren en in de jaren erna werden diverse limited editions van de Duofold op de markt gebracht.
In 1993 wordt Parker een onderdeel van de Gillette company en zet zijn opmars voort wat betreft nieuwe modellen en het veroveren van nieuwe markten. Omdat de Sanford groep Gillette in het jaar 2000 koopt, wordt Parker daar een onderdeel van, samen met twee andere schrijfwarenmerken. Tegenwoordig zijn Parker en dus ook Waterman onderdeel van het beursgenoteerde Newell Brands. Ook op het gebied van graveren en bedrukken van Parker pennen voor gebruik in het bedrijfsleven is Parker actief. Vooral de modellen Jotter en Vector zijn hiervoor uitermate geschikt. Zo werd de Parker Vector met een veelkleuren bedrukking van de Nederlandse kunstenaar Corneille een collectors item.
Vulpen speciaalzaken
Vroeger had je door het hele land veel keuze bij kantoorvakhandelaren die een uitgebreide collectie mooie vulpennen hadden, anno 2025 zijn er nog een handvol, zoals P.W. Akkerman in Den Haag (sinds 1925), de Vulpenwereld in Groningen (sinds 1924) , Van der Heijde in Amsterdam, Lorje in Utrecht en de Penshop in Nijmegen (sinds 1954). Zo maar een paar namen die mij te binnen schieten.
Daarbij zijn er een aantal fanatieke verzamelaars, die makkelijk een paar duizend euro neertellen voor een nieuwe vulpen. In 2019 kwamen ze op initiatief van verzamelaar Chaim Bruijning bij elkaar in hotel Van der Valk in Utrecht voor de eerste Dutch Pen Show. Eind mei dit jaar was er op dezelfde locatie weer een Dutch Pen Show (zie https://www.dutchpenshow.com/), waar honderden liefhebbers op af kwamen. Of zoals een verzamelaar onlangs in het AD vertelde: “In het weekend, als ik de tijd heb om het even rustig aan te doen, dan draai ik thuis mijn kluis open en haal ik een paar vulpennen tevoorschijn. Niet om daarmee te schrijven. Nee, alleen maar om er even naar te kijken. Er éven aan te voelen. Dat is echt een moment helemaal voor mezelf: de dop eraf, en genieten maar. Daar word ik gewoon blij van.”
Een gedicht van vulpenliefhebber Frans Maathuis: Ode aan de Vulpen “Verlengstuk van mijn hand” verlengstuk van mijn geest, gestuurd door mijn stemmingen en gevoelens, soms zwierige letters, uitbundige krullen, dan weer bitse strepen, felle halen. Dan die momenten dat hij plotseling doodvalt, als een signaal: Mens, onthaast je! Hij zet mij aan om na te denken over vorm en nuancering. Hij deelt mijn emoties en weet zich op waarde geschat. Kortom: een metgezel, een vriend, en wel een heel getrouwe, een heel dierbare.
Over de auteur
Jos van Dalfsen
VWC Kantoor & Project / Lid Leden Advies Raad Quantore